BOERENTANGO
Ze komen binnen op blokschoenen, zij die zich nog nooit over elegantie gebogen hebben. In kleding hebben ze ook al niet de beste keus. De dames zitten op wat ze voortduwen, geen prinsessentroon te noemen. Het gewicht van levende mest.
Piazolla staat op, toch onmiskenbaar een tango en de bezoekers vragen zich af wat het getoonde hiermee van doen kan hebben. Vast en zeker een potsierlijke grap.
Twaalf kruiwagens betroond door twaalf vrouwen wezens, voortgeduwd door twaalf woeste gestaltes, de bagger en stront nog aan hun houten schoenen en wielen klevend. Dit getuigd van weinig respect, of gevoel voor poëzie. Meneer u bent een boer.
Toch moet ik toegeven dat dit een mooi gezicht geeft, die samengeklitte groep, “een vlucht kruiwagens” die met zware tret, want de dames zijn niet van de lichtste meer, door muziek ploegt.
Bert Haanstra verpakt het boerenleven in een poëtisch beeld en de muziek sorteert een dramatisch effect.
Het is of deze mannen er een zekere trots in scheppen deze vrouwen voor zich uit te duwen. Zij zitten als Maria's, achterwaarts gaande, naar hun heren toegekeerd.
Gedragen noeste arbeid voorzien van een verstild beeld.
’Tango is lopen’ , zegt een van de mannen, ’lopen met het volle gewicht van die dame in je armen. Haar willen voortstuwen als de mest op die kruiwagen.’
’Dat mag boers en bot klinken’, zegt een ander, ’maar op die boerderij heb ik mijn roots, zoals vele van die net gearriveerde emigranten in dat vroege Argentinië.’
’En weet dat de nostalgie naar die plek waar mijn hart ligt, de herinnering even groot is als die van de Argentijnen naar hun geboortegrond. De zware arbeid en het ritme van mijn stappen achter deze mestkar, z'n opgesnoven reuk, weerklinken nog steeds in mijn gestel. En nu, nu ik ze herhaal zíjn ze verworden tot die meegedragen vervluchtiging die tijd heet.’
’Het is het enige kostbare goed waar mijn ziel zich nog aan weet te laven’, roept een derde.
’Wat was er het eerst’, zegt nummero vier ’de kip of het ei.’ ’In den beginne was er de noeste arbeid, vaak dom genoemd. Een zak meel moest van de schuur naar de stal, een baal hooi van de zolder gehaald, het land geploegd. Het was de liefde en de aandacht voor ons werk, haar ritme en eerlijke zweet die zich nog altijd de grond mogen noemen voor deze nostalgische dans.’
’Deze aardse tret’, meldt een ander, ’vind zijn oorsprong vanachter deze kruiwagens. Wij waren geen welgestelde heren die met zwevende pas hun aardse bestaan wilden ontvluchten. Het gezwoeg verbond ons met die aarde en deed ons na afloop delen in zijn eerlijke voldoening.’
De dames hebben genoeg gehoord, ook zij willen hun benen strekken, niet alleen gedragen worden en hun aandeel in handvaten overgebracht. Ze willen in die werkende armen zelf hun volle gewicht leggen, zich voortgestuwd zien op gelijke hoogte.
’In den beginne mag er dan de stront zijn nu ben ik dan toch je vrouw’, roept er een. De anderen lachen hardop en gooien zich in de noeste knuisten.
’Het gewicht mag dan in stront uitbetaald zijn, soms ben ik de lichtheid van een veer, de meegaandheid van wuivend riet’, roept een rooie.
’En soms de weerbarstigheid van een ezel’, krijst haar buurvrouw.
’Zeg en die wufte heren mogen dan van de aarde wegvliegen, zij weten wel dat een heuse vrouw de fijnheid van het witgehandschoende behoeft.’
’Deze vereelte kolenschoppen (knuisten) dragen meer fijnheid en gevoel in zich dan al dat levenloze vlees dat nog nooit de dood (het echte leven) heeft (vastgepakt) aangeraakt’, schreewt een dik rood aangelopen hoofd. ’Wij respecteren onze vrouwen en zien ze niet alleen als vertier’.
’Ja, verveeld zijn ze, zuchtig, ze weten een vrouw niet heus te behagen. Wat kennen ze van het leven als ze hun handen nooit vuil hebben hoeven te maken. Hoe moeten ze de liefde dan kennen.’
’Vrouwen, onze mannen spreken van de liefde’, schampert de rooie weer, ’die hebben ze dan zeker van de goeie koeien op stal geleerd.’
’Ach ten minste zijn ze niet zo snel uitgeput als de heren zelf’, lacht haar buurvrouw, ’en zijn ze soms met een wortel om de tuin te leiden’.
Het is een drukte daar op die vloer tussen die kruiwagens door en je zou denken dat het een chaos wordt, toch loopt alles in vloeiende tred als een soepele machine.
Allen schijnen ze plezier te hebben en al praten ze honderduit hun lijven zijn volledig op elkaar gericht.
Soms nemen de vrouwen het ervan, lijken ze die beschimpte echtgenotes van hen te mennen. Maar een volgend moment gaat zo'n onstuimige buur er weer in volle vaart met haar vandoor. Ze draaien met z'n alle tegen de klok heen en in zware pas de ruimte door als iemand roept, ’koppen dicht’. ’Het einde is voor onszelf’. De volle klanken van Piazolla, die zijn trekzak laat janken, komen weer boven drijven. Het is de stilte daar beneden, niet langer heb i kweet van wat er daar gebeurt. Geheimvolle uitwisselingen vinden plaats met een intimiteit die mij als toeschouwer buiten sluit.
Het einde van de muziek nadert en nog nooit heb ik iets met zoveel gewicht los zien komen van de vloer. Een vlucht kruiwagens, een vlucht boeren, een vlucht regenwulpen. Was dit dan de tango. Ik kan alleen maar denken, ik hoop hier ooit in mee te vliegen.
Ze komen binnen op blokschoenen, zij die zich nog nooit over elegantie gebogen hebben. In kleding hebben ze ook al niet de beste keus. De dames zitten op wat ze voortduwen, geen prinsessentroon te noemen. Het gewicht van levende mest.
Piazolla staat op, toch onmiskenbaar een tango en de bezoekers vragen zich af wat het getoonde hiermee van doen kan hebben. Vast en zeker een potsierlijke grap.
Twaalf kruiwagens betroond door twaalf vrouwen wezens, voortgeduwd door twaalf woeste gestaltes, de bagger en stront nog aan hun houten schoenen en wielen klevend. Dit getuigd van weinig respect, of gevoel voor poëzie. Meneer u bent een boer.
Toch moet ik toegeven dat dit een mooi gezicht geeft, die samengeklitte groep, “een vlucht kruiwagens” die met zware tret, want de dames zijn niet van de lichtste meer, door muziek ploegt.
Bert Haanstra verpakt het boerenleven in een poëtisch beeld en de muziek sorteert een dramatisch effect.
Het is of deze mannen er een zekere trots in scheppen deze vrouwen voor zich uit te duwen. Zij zitten als Maria's, achterwaarts gaande, naar hun heren toegekeerd.
Gedragen noeste arbeid voorzien van een verstild beeld.
’Tango is lopen’ , zegt een van de mannen, ’lopen met het volle gewicht van die dame in je armen. Haar willen voortstuwen als de mest op die kruiwagen.’
’Dat mag boers en bot klinken’, zegt een ander, ’maar op die boerderij heb ik mijn roots, zoals vele van die net gearriveerde emigranten in dat vroege Argentinië.’
’En weet dat de nostalgie naar die plek waar mijn hart ligt, de herinnering even groot is als die van de Argentijnen naar hun geboortegrond. De zware arbeid en het ritme van mijn stappen achter deze mestkar, z'n opgesnoven reuk, weerklinken nog steeds in mijn gestel. En nu, nu ik ze herhaal zíjn ze verworden tot die meegedragen vervluchtiging die tijd heet.’
’Het is het enige kostbare goed waar mijn ziel zich nog aan weet te laven’, roept een derde.
’Wat was er het eerst’, zegt nummero vier ’de kip of het ei.’ ’In den beginne was er de noeste arbeid, vaak dom genoemd. Een zak meel moest van de schuur naar de stal, een baal hooi van de zolder gehaald, het land geploegd. Het was de liefde en de aandacht voor ons werk, haar ritme en eerlijke zweet die zich nog altijd de grond mogen noemen voor deze nostalgische dans.’
’Deze aardse tret’, meldt een ander, ’vind zijn oorsprong vanachter deze kruiwagens. Wij waren geen welgestelde heren die met zwevende pas hun aardse bestaan wilden ontvluchten. Het gezwoeg verbond ons met die aarde en deed ons na afloop delen in zijn eerlijke voldoening.’
De dames hebben genoeg gehoord, ook zij willen hun benen strekken, niet alleen gedragen worden en hun aandeel in handvaten overgebracht. Ze willen in die werkende armen zelf hun volle gewicht leggen, zich voortgestuwd zien op gelijke hoogte.
’In den beginne mag er dan de stront zijn nu ben ik dan toch je vrouw’, roept er een. De anderen lachen hardop en gooien zich in de noeste knuisten.
’Het gewicht mag dan in stront uitbetaald zijn, soms ben ik de lichtheid van een veer, de meegaandheid van wuivend riet’, roept een rooie.
’En soms de weerbarstigheid van een ezel’, krijst haar buurvrouw.
’Zeg en die wufte heren mogen dan van de aarde wegvliegen, zij weten wel dat een heuse vrouw de fijnheid van het witgehandschoende behoeft.’
’Deze vereelte kolenschoppen (knuisten) dragen meer fijnheid en gevoel in zich dan al dat levenloze vlees dat nog nooit de dood (het echte leven) heeft (vastgepakt) aangeraakt’, schreewt een dik rood aangelopen hoofd. ’Wij respecteren onze vrouwen en zien ze niet alleen als vertier’.
’Ja, verveeld zijn ze, zuchtig, ze weten een vrouw niet heus te behagen. Wat kennen ze van het leven als ze hun handen nooit vuil hebben hoeven te maken. Hoe moeten ze de liefde dan kennen.’
’Vrouwen, onze mannen spreken van de liefde’, schampert de rooie weer, ’die hebben ze dan zeker van de goeie koeien op stal geleerd.’
’Ach ten minste zijn ze niet zo snel uitgeput als de heren zelf’, lacht haar buurvrouw, ’en zijn ze soms met een wortel om de tuin te leiden’.
Het is een drukte daar op die vloer tussen die kruiwagens door en je zou denken dat het een chaos wordt, toch loopt alles in vloeiende tred als een soepele machine.
Allen schijnen ze plezier te hebben en al praten ze honderduit hun lijven zijn volledig op elkaar gericht.
Soms nemen de vrouwen het ervan, lijken ze die beschimpte echtgenotes van hen te mennen. Maar een volgend moment gaat zo'n onstuimige buur er weer in volle vaart met haar vandoor. Ze draaien met z'n alle tegen de klok heen en in zware pas de ruimte door als iemand roept, ’koppen dicht’. ’Het einde is voor onszelf’. De volle klanken van Piazolla, die zijn trekzak laat janken, komen weer boven drijven. Het is de stilte daar beneden, niet langer heb i kweet van wat er daar gebeurt. Geheimvolle uitwisselingen vinden plaats met een intimiteit die mij als toeschouwer buiten sluit.
Het einde van de muziek nadert en nog nooit heb ik iets met zoveel gewicht los zien komen van de vloer. Een vlucht kruiwagens, een vlucht boeren, een vlucht regenwulpen. Was dit dan de tango. Ik kan alleen maar denken, ik hoop hier ooit in mee te vliegen.